Eigenlijk is er geen sprake van een nieuwe wet maar van een zoveelste
maar dan wel zeer ingrijpende wijziging van de Drank- en Horecawet.
De regie van de uitvoering en handhaving en toezicht wordt bij de
burgemeester neergelegd. Van volksgezondheidswet naar wetgeving met in
het bijzonder de openbare orde en veiligheid als prominent onderdeel.
In het voorstel tot wijziging van de wet staat het als volgt omschreven:
“met het oog op de terugdringing van het alcoholgebruik onder met name
jongeren, de voorkoming van alcoholgerelateerde verstoring van de
openbare orde, alsmede ter reductie van de administratieve lasten”.
Om te beginnen met het laatste is die doelstelling er één vanuit het
departement. Het is makkelijk om de verantwoordelijkheid in totaliteit
af te schuiven naar de gemeenten. En daar is sprake van bij deze
wijziging van de Drank- en Horecawet.
Artikelsgewijs.
Artikel 4 stelt nu verplicht dat er een verordening moet komen inzake
paracommerciële activiteiten en in die verordening dient ook te regelen
de mogelijkheid van de burgemeester om van de gestelde regels weer
ontheffing te verlenen. Een bepaling die vooral in de huidige tijd
waarbij het verenigingsleven behoorlijk op de subsidies gekort tot veel
discussie zal leiden in de gemeenteraad.
En voordat er aan een paracommerciële inrichting een vergunning wordt
verleend moet de openbare voorbereidingsprocedure worden gevolgd. Dat
betekent dat het ontwerp besluit ter inzage moet worden gelegd en daar
kan de aanvrager zelf en derde belanghebbenden op reageren.
Bijzonder daarbij is dat tegen aanvragen van commerciële ondernemers
geen inspraak noch bezwaar of beroep openstaat.
Artikel 8 brengt weer een fenomeen terug van lang vervlogen tijden
waarbij de mogelijkheid van schijnbeheer weer naar voren kan komen. De
situatie is nu wel omgedraaid. De ondernemer mag zelf geen bemoeienis
hebben met de bedrijfsvoering. Maar wat valt onder bemoeienis. Heeft dit
alleen betrekking op het beheerderschap en dus de feitelijke dagelijkse
leiding of is de intentie van dit artikel dat dit verder gaat. De nieuwe
aanpassing brengt met zich mee dat een ondernemer zelf geen sociale
hygiëne meer hoeft te bezitten en daarvoor iemand kan inhuren en dus
ligt schijnbeheer weer voor de hand.
Tevens brengt dit artikel met zich mee dat er een register bijkomt dat
door het ministerie van VWS zal worden onderhouden en waarin de
bewijsstukken van vakbekwaamheid inzichtelijk wordt gemaakt voor de
burgemeesters.
En ten opzicht van de paracommerciële instellingen valt er een last weg
voor de bestuurders van de stichtingen of verenigingen. De bestuurders
behoeven niet meer te voldoen aan de eisen van sociale hygiëne. Het
bestuur moet dan wel personen weten te vinden die als leidinggevende
willen functioneren. Echter kunnen de stichtingen en verenigingen ook
blijven werken met barvrijwilligers. En dat levert dus bij uitstek al
schijnbeheer op.
Artikel 13 is een enorme stap voorwaarts voor de slijterbranche. De
slijter mag nu bezoekers laten proeven, gratis wel te verstaan. Wat in
het verleden te vuur en te zwaar is bestreden mag nu opeens en dat
zonder welke ontheffing dan ook.
Artikel 15. In een Drank- en Horecawet inrichting mag geen detailhandel
plaatsvinden. Het gewijzigde artikel 15 geeft nu aan dat in de zelfde
inrichting wel detailhandel mag plaatsvinden zolang het publiek via een
aparte ingang naar de detailhandel kan. De winkelruimte mag natuurlijk
geen horecabedrijf zijn.
Artikel 19a is een nieuwe eend in de bijt, die de detailhandel
behoorlijk kan bijten. Indien een winkel waar zwak alcoholhoudende drank
wordt verstrekt, zoals natuurlijk bier in één jaar drie keer in de fout
gaat door aan jongeren onder de 16 jaar die zwak-alcoholhoudende drank
te verstrekt dan kan de burgemeester voor 1 dan wel maximaal 12 weken
een verstrekkingverbod opleggen. Dus de verkoop van alcoholhoudende
drank verbieden. En dit artikel geeft de burgemeester zelfs de
bevoegdheid om bestuurdwang toe te passen. Dus dat de burgemeester de
alcohol elders gaat opslaan of de stellingen waar de alcohol staat gaat
afbakenen en dat allemaal op kosten van de detaillist. Deze bepaling
betekent echter ook dat de burgemeester beleid zal moeten ontwikkelen.
Vele procedures zullen er gevoerd worden.
Artikel 18 geeft nu ook aan dat overal waar alcohol wordt verkocht er
een bord aan de muur of raam moet komen met geen zwak-alcoholhoudende
drank onder de 16 jaar een geen sterke drank onder de 18 jaar.
En tenslotte als laatste van dit artikel een bijzondere. Het wordt nu de
ondernemer, leidinggevende en iedere medewerker nadrukkelijk verboden om
in kennelijke staat werkzaamheden te verrichten.
Artikel 25a tot en met 25d geven de gemeenteraad verordenende
bevoegdheid onder beperkingen. Een bijzondere is wel artikel 25d op
grond waarvan bij verordening het stunten met prijzen voor alcohol kan
worden voorkomen. Hierbij zal gedacht zijn aan de zogenaamde happy hours
waar er bier voor de halve prijs wordt verkocht. Echter ook stuntacties
van de detailhandel worden hier beschreven. De hier gestelde verboden
kunnen echter kinderlijk eenvoudig worden omzeild door voor een langere
periode te gaan dan voor de periode waarvoor deze verboden is. Een
"happy hour" moet dan meer dan 24 uur duren en de detailhandel moet
langer dan 7 dagen stunten en het wettelijke verbod gaat niet op. Laat
staan wie daar dan toezicht op moet houden.
Het nieuwe artikel 26 zorgt voor de onzichtbaarheid van de ondernemer en
leidinggevenden. Aanvragen kunnen door de wetswijziging digitaal worden
ingediend en daarmee is ieder contact vooraf al weg en dat is een
behoorlijk min punt
Ook een vreemde is dat indien de gemeenteraad op grond van de hiervoor
genoemde artikelen een verordening heeft vastgesteld de gemeenteraad ook
de bijbehorende aanvraag formulieren dient vast te stellen. Dit laatste
is echter een taak van uitvoering. Maar de wetgever wenst dit blijkbaar
aan de raad over te willen laten.
Artikel 29 geeft aan wat er in de door de burgemeester versterkte
vergunning dient te staan. Leidinggevenden worden alleen nog maar
vermeld op een zogenaamd aanhangsel die bij de vergunning hoort. Dit
betekent dat bij wijziging van leidinggevende niet elke keer een geheel
nieuwe vergunning behoeft te worden aangevraagd. En het aanvragen van op
het aanhangsel laten toevoegen van een nieuwe leidinggevende betekent
dat deze, nadat de ontvangstbevestiging van de burgemeester binnen is,
ook meteen mag werken.
Artikel 31 is ook weer bijzonder gewijzigd. Indien de ondernemer in twee
jaar drie keer een verkeerde persoon heeft voorgedragen als
leidinggevende dan kan de horeca vergunning worden ingetrokken. Dit
artikel vraagt, gelet op de “kan” bepaling ook weer om beleid.
Daarnaast kent het nieuwe artikel 2 een hiaat. hier wordt inzake het
intrekken in eerste instantie alleen gesproken over vergunning terwijl
er in de zelfde zin opeens ook over vergunning en ontheffing wordt
gesproken. Dat is verwarrend. Zie ook het commentaar inzake artikel 35.
Artikel 32 komt met een volledig nieuw fenomeen namelijk die van
het schorsen van de vergunning voor maximaal 12 weken. Ook dit roept
weer om zeer duidelijk beleid.
Het beroemde artikel 35 (vroeger artikel 30) inzake het verlenen van
ontheffing tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank tijdens
bijzondere gebeurtenissen van tijdelijke aard is verworden tot directe
aantasting van de doelstelling van de Drank- en Horecawet zelf. Iemand
die op grond van deze nieuwe bepaling een ontheffing aanvraagt hoeft
geen kennis meer te bezitten van de eisen van sociale hygiëne. En
daarmee komt het verantwoord verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank
en met name op de openbare weg tijdens evenementen onder druk te staan.
Organisatoren van evenementen kunnen dan putten uit een zeer ruime bron
van personen die wel even een ontheffing aanvragen. De aanvrager
behoeft, gelet op een eerdere wijziging van dit artikel, ook al geen
horeca ondernemer te zijn. Wel is in het artikel blijven staan dat
tijdelijk niet meer dan 12 dagen is. En indien het evenement ieder jaar
terug komt kan de burgemeester ook ontheffing verlenen voor de komende
jaren. Maar hoe het dan zit met het intrekken van een dergelijke lang
lopende ontheffing. Artikel 31 lid 2 spreekt over het intrekken van een
vergunning. Echter in de zelfde zin wordt er ook gesproken over
vergunning en ontheffing. Of met deze laatste artikel 35 wordt bedoeld
is onduidelijk.
Artikel 41 zal zorgen voor spannende tijden bij de Nederlandse gemeenten
aangezien de toezicht op de naleving niet alleen bij de ambtenaren van
de Voedsel en Waren Autoriteit komt te liggen, maar vooral bij de door
de burgemeester aan te wijzen ambtenaren en de minister kan ook nog eens
eisen gaan stellen aan de opleiding van die ambtenaren.
Artikel 44a voert voor de gemeente de bestuurlijke boete in, naast de
administratiefrechtelijke handhaving.
Artikel 45 moet de schrik van de jeugd worden. Jongeren onder de
leeftijd van 16 jaar mogen geen alcoholhoudende drank bij zich hebben op
publiek toegankelijke plaatsen. Op overtreding waarvan er een boete
staat.
Tenslotte eindigt het wetsvoorstel dat door de Tweede en Eerste Kamer is
aangenomen met een opdracht aan de gemeente om binnen 12 maanden een
verordening vast te stellen met betrekking tot de paracommercie.
En indien het toezicht van de burgemeester onvoldoende blijkt te zijn ka
de burgemeester na 12 maanden bij de VWA om hulp aankloppen. Maar dat
zal natuurlijk ook weer behoorlijk wat gaan kosten.
Al met al komt het er op neer dat er van de gemeenten wordt verwacht dat
er een behoorlijke groep mensen wordt losgetrokken, niet alleen voor de
uitvoering maar vooral voor het toezicht en de handhaving. Voor veel
gemeenten en vooral de kleinere gemeenten zal dit een brug te ver
blijken te zijn. Dat staat op voorhad al vast. De burgemeesters zijn
gewaarschuwd aangezien zij zullen worden afgerekend zo niet door de
eigen gemeenteraad dan wel door de VWA als controleur van de
controleurs.
23 januari 2007 Eisen zedelijk gedrag
in de horeca wetgeving
Heren en dames ondernemers. De horecawetgeving kent de zogenaamde eisen
zedelijk gedrag. Dit is niets meer en niets minders dan of je met
politie of justitie in aanraking bent geweest en of dat je een strafblad
hebt. Deze regelgeving heeft een zeer abstract karakter. Je voldoet er
wel of niet aan. Dit betekent dat er sprake is van een zeer zwart/wit
denken en handelen bij de gemeente. Ook 121 kilometer per uur op de
snelweg is 1 kilometer te hard. Echter ook hierbij geldt dat een ieder
zich mag verbeteren en werken aan zijn of haar eigen eerherstel. Deze
periode duurt 5 jaar.
Het uitzitten van een straf speelt hierbij GEEN rol.
Kijk hier op
de eisen zedelijk gedrag voor de horeca.
Iedere ondernemer kan van zichzelf weten of hij voldoet aan de hiervoor genoemde moraliteitseisen, de leeftijd heeft om een bedrijf te exploiteren en het bezit is van het diploma sociale hygiëne.
Van essentieel belang is te weten of het
ter plaatse geldende bestemmingsplan en de daarbij behorende
gebruiksbepalingen de exploitatie van een horecabedrijf toestaan. In
veel bestemmingsplannen is zelfs geregeld welke soort horeca zich wel of
niet mag vestigen.
Hier komt echter het verleden het heden achterna. In het verleden werd
er nogal eens niet zo nauw gekeken naar het bestemmingsplan en werd de
vestiging van een horecabedrijf toegestaan. Of als er zich een bedrijf
had gevestigd werd er niets tegen gedaan. Zo zijn in Nederland veel
horecabedrijven op plaatsen gevestigd waar het op grond van het
bestemmingsplan officieel niet is toegestaan.
In de afgelopen 10 jaar zijn gemeenten er toe over gegaan om bestemmingsplannen vast te stellen waarin exact per locatie wordt aangegeven welk soort horecabedrijf er mag worden gevestigd. Bijvoorbeeld wel cafetaria maar geen cafébedrijf. Veel van deze bestemmingsplan bepalingen zijn in strijd met de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Maar welke ondernemer neemt de moeite om dit in een jarenlange juridische procedure uit te vechten.
De BEM (Bureau Eerlijke Mededinging) een dochter van Koninklijke Horeca Nederland probeert de paracommercie tegen te gaan door middel van de bestemmingsplannen. Een horeca activiteit op het platteland struikelt al snel over het bestemmingsplan. Echter wie de bal kaatst kan de bal verwachten. De BEM dient er zich van bewust te zijn dat vele reguliere horecabedrijven in feite in strijd met de bestemmingsplan bepalingen in exploitatie zijn, vooral in de steden.
Gemeenten die weten dat zij door middel
van bestemmingsplannen onvoldoende maatwerk kunnen leveren door de
voortdurende wijziging van de diverse soorten van exploitatie van
de horeca zijn overgegaan tot het vaststellen van gemeentelijke
regelgeving (namen zijn exploitatieverordening, horecaverordening,
verordening op de openbare inrichtingen enz.). Deze verordeningen vormen
dan de basis om aan te geven welke soort horeca waar wel en niet mag in
bepaalde gebieden. Dit wordt dan in een beleid vastgesteld.
Vestiging van horecabedrijven wordt het steeds moeilijker omdat veel
gemeenten bezig zijn de bewoning terug te brengen in de binnenstad.
Hieruit vloeien dan direct conflicten voort. Een bruizende binnenstad en
veel bewoning in die zelfde binnenstad zijn tegenpolen die nooit bij
elkaar kunnen komen. Met de diverse wetten in de hand kunnen de bewoners
van de binnenstad het de horeca ondernemers niet alleen moeilijk maar
zelfs onmogelijk maken om het bedrijf behoorlijk te exploiteren.
De gemeenten moeten met het terugbrengen van bewoning in de binnenstad deze nieuwe bewoners er op voorhand al op wijzen dat de horeca een vast onderdeel uitmaakt van die binnenstad inclusief alle randverschijnselen en dat indien men in de binnenstad wil gaan wonen dit dan met alle lusten en lasten doet, zodat die nieuwe bewoners achteraf minder snel kunnen klagen. Bij het inschrijven als woningzoekende moet dit al kenbaar worden gemaakt net zoals de makelaars verplicht moeten worden om dit beleid uit te dragen naar potentiële kopers.
Op basis van de milieuwetgeving is het mogelijk om zogenaamde horeca concentratie gebieden aan te wijzen. Door de aanwijzing van een dergelijk gebied betekent dit dat het aantal door de horeca geproduceerde decibellen iets meer mag zijn dan normaal is toegestaan. Ook het aanwijzen van een dergelijk gebieden blijft veelal achterwege ten nadele van de gevestigde horeca.
Tabakswet
Naar verwachting zal er sprake zijn van een compromis ten aanzien van de
horeca. Door technisch onderzoek is vastgesteld dat, door het
installeren van extra ventilatie apparatuur, de lucht in horecabedrijven
veel schoner kan worden. Vermoedelijk zal over enige tijd het voorstel
op tafel komen dat; 1. het verboden wordt in het horecabedrijf te roken
of 2. roken wel is toegestaan indien de betreffende apparatuur is
geïnstalleerd en in werking is. Dit betekent in feite weer een forse
investering voor de horeca ondernemers.
8 maart 2006
Koninklijke Horeca Nederland is van mening dat de horeca ondernemers
meer dan voldoende hebben gedaan aan de openbare orde en veiligheid.
De KHN geeft echter aan dat er in de omgeving van de horeca nog
steeds sprake is van overlast door een beperkt aantal personen die
er alleen maar op uit zijn om het uitgaan te bederven voor de
anderen.
De KHN vraag dan ook aan de gemeentelijke overheid om de zogenaamde
gebiedsverboden toe te passen. Gebiedsverboden zijn bekend geworden
door het op die grond weren van overlast gevende drugsverslaafden.
Het opbouwen van een dossier is inherent aan het toepassen van een
gebiedsverbod. Dit betekent dat de politie de burgemeester moet
voorzien van informatie om het dossier op te bouwen.
Door het opleggen van een gebiedsverbod is er in feite sprake van de
aantasting van een grondrecht namelijk die van het recht om te gaan
en staan op de openbare weg waar je zelf wilt.
In het verleden was er ook wel sprake van een zogenaamde zwarte
lijst. Dit had dan alles te maken met een aan personen opgelegd
verbod die zich schuldig hadden gemaakt aan drankmisbruik en daarbij
de openbare orde en veiligheid hadden verstoord. In de huidige tijd
heeft dit verbod een andere algemene naam gekregen die van
toegangsverbod. Echter ook hieraan kleven nadelen, zoals het
algemeen bekend geven van de naam van de persoon die een verbod
heeft gekregen aan alle horeca ondernemers.
Maar in de overweging kan meespelen of de grondrechten van personen
die de openbare orde verstoren of de veiligheid voor zichzelf of
anderen in gevaar brengen niet ter zijde moet kunnen worden
geschoven ten behoeve van alle anderen die zelf veilig willen
uitgaan zodat hun grondrechten juist beter zijn beschermd.
Postadres: JEEJAR
Postbus 815
7600 AV Almelo
Bezoekadres:
Terras 36 te Almelo
Telefoon: 0546-802635
Fax: 0546-802635
Telefoon: 0640920630
Mail: info@jeejar.nl