UITSPRAAK
Gerechtshof Arnhem inzake reclamebelasting Almelo
UITSPRAAK
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem
nummers 13/00583 en 13/00584 uitspraakdatum: 8 april 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van
C.J.M. van Limbeek te Almelo (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 16 april 2013, nummers
12/2630 en 12/2631, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Almelo (hierna: de heffingsambtenaar)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2011 en 2012 aanslagen in de
reclamebelasting van de gemeente Almelo opgelegd van € 250 (2011) en €
650,04 (2012).
1.2 Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij
uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de
rechtbank Almelo. De rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) heeft, als
uiteindelijk opvolger van de rechtbank Almelo, de beroepen bij uitspraak van
16 april 2013 ongegrond verklaard.
1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep
ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde
stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze 72'k betrekking
heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door
partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014 te
Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord J.E. Eshuis als gemachtigde van
belanghebbende en mr. D. Prook namens de heffingsambtenaar.
1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan
deze uitspraak is gehecht.
nummers: 13/00583 en 13/00584 blad 2
1.8 Na het sluiten van het onderzoek heeft het Hof een brief van de
heffingsambtenaar ontvangen, gedateerd 29 januari 2014. Het Hof vindt in
deze brief geen aanleiding het onderzoek te heropenen en zal op deze brief
geen acht slaan.
2.T)e vaststaande feiten
2.1 Belanghebbende exploiteert café "Het Brandpunt", gelegen aan de
Kerkstraat 8 te Almelo.
2.2 De verordeningen waarin de heffing van reclamebelasting in de
onderhavige jaren is geregeld zijn de Verordening op de heffing en
invordering van reclamebelasting 2011 en 2012 (hierna: de Verordeningen). In
de Verordeningen is de heffing van reclamebelasting beperkt tot vanaf de
openbare weg zichtbare openbare aankondigingen in het centrumgebied van
Almelo. Per vestiging wordt, ongeacht de omvang van de openbare aankondiging
of het aantal, een vast tarief geheven, waarbij het tarief is
gedifferentieerd naar vestigingen gelegen in centrumgebied A en
centrumgebied B. Niet in geschil is dat café Het Brandpunt moet worden
aangemerkt als een vestiging in de zin van de Verordeningen, gelegen in
centrumgebied A.
2.3 De opbrengsten van de reclamebelasting binnen de gemeente Almelo worden
na aftrek van de perceptiekosten als subsidie verstrekt aan de Stichting
Ondernemersfonds Almelo Aktief (hierna: het ondernemersfonds). Bij besluit
van 21 mei 2012 is een bedrag van € 51.732 als subsidie een het
ondernemersfonds verstrekt, nadat eerder een voorschot van 40.000 was
verleend. Daarbij zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
Verhoging van de kwaliteit en uitbreiding van bestaande sfeeractiviteiten.
De belangen te behartigen van de aangesloten ondernemers die in de
binnenstad van Almelo actief zijn.
Versterking van de positie van het centrum van Almelo.
Verbetering van het imago van de (binnen)stad.
De stad Almelo aantrekkelijker te maken voor inwoners, bezoekers en
bedrijven.
2.4 Bij het besluit van 21 mei 2012 is verder bepaald dat het
ondernemersfonds voor 1
april 2012 dient te verantwoorden dat de subsidie is besteed aan
doelstellingen en activiteiten waarvoor deze is toegekend.
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is of de aanslagen reclamebelasting 2011 en 2012 terecht aan
belanghebbende zijn opgelegd.
3.2 Belanghebbende stelt in hoger beroep onder dat het ondernemersfonds geen
activiteiten heeft verricht die kunnen rechtvaardigen dat het heffen van
reclamebelasting is beperkt tot de binnenstad van Almelo. De
heffingsambtenaar is op dit punt van mening dat een rechtvaardiging bestaat,
omdat de middelen worden besteed aan activiteiten en voorzieningen in de
gebieden waarin reclamebelasting wordt geheven.
nummers: 3/00583 en 13/00584 blad 3
3.3 Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in
de van hen afkomstige stukken. D araan hebben zij ter zitting toegevoegd
hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehecht proces-verbaal van de
zitting.
3.4 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de
Rechtbank en tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de aanslagen
reclamebelasting.
3.5 De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de
Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Het Hof stelt voorop dat het de gemeente op grond van artikel 227 van de
Gemeentewet
vrij staat om een reclamebelasting in te voeren en voorts niet verplicht is
om de opbrengst aan te wenden voor een 13epaald doel (vgl. Hoge Raad 21 juni
2000, nr. 33.816, ECLI:NL:HR:2000:AA6253). Verder heeft te gelden dat het
feit dat de reclamebelasting het karakter heeft van een algemene belasting
er niet aan in de weg staat dat een gemeente de heffing van deze belasting
bep rkt tot een gedeelte van haar grondgebied, mits voor die beperking een
objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat (Hoge Raad 11 november 2011,
nr. 10/04446, ECLI:NL:HR:2011:B 564). Ook in deze door de Hoge Raad besliste
zaak was de reikwijdte van de ingevoerde reclamebelasting geografisch
beperkt.
4.2 Namens de heffingsambtenaar is - kort gezegd - gesteld dat de
rechtvaardiging erin
bestaat, dat de middel In verkregen door het heffen van reclamebelasting
worden besteed aan activiteiten en voorzieningen in die gebieden, waarin de
reclamebelasting wordt geheven. Belanghebbende heeft dit gemotiveerd
bestreden. Zij heeft aangevoerd dat — voor zover zij weet — het
ondernemersfonds alleen verantwoordelijk is voor de sfeerverlichting die
tijdens de Kerstperiode in de binnenstad is aangebracht. Zij heeft daarbij
gesteld dat deze sfeerverlichting niet wordt opgehangen in de Kerkstraat.
Belanghebbende heeft verder gesteld dat zij heeft gepoogd inzage te
verkrijgen in de verantwoording die het ondernemersfonds omtrent de
activiteiten en voorzieningen moet afleggen, zoals aangehaald onder 2.4,
maar dat dit niet is gelukt. De heffingsambtenaar heeft ter zitting
verklaard dat ook hij gepoogd heeft inzage te verkrijgen in de activiteiten
en voorzieningen die het ondernemersfonds met de subsidie heeft
gerealiseerd, maar dat o k hij geen nadere informatie hieromtrent heeft
gekregen van de gemeente Almelo. Hij is — net als belanghebbende — alleen op
de hoogte van het aanbrengen van sfeerverlichting en w et niet of deze
sfeerverlichting al dan niet in de Kerkstraat wordt aangebracht.
4.3 Naar het oordeel van het Hof rust de last om aannemelijk te maken dat
een objectieve en
redelijke rechtvaardiging bestaat voor de geografische beperking van de
heffing van reclamebelasting op de heffingsambtenaar Naar 's Hofs oordeel is
hij hierin niet geslaagd. In het algemeen moet ervan worden uitgegaan dat,
indien een gemeente besluit de opbrengst van een reclamebelasting te
besteden aan activiteiten en voorzieningen in bepaalde gebieden, en zij het
object van de heffing heeft beperkt tot openbare aankondigingen in het
desbetreffende gedeelte van haar grondgebied, er sprake is van een
objectieve en redelijke rechtvaardiging voor die beperking. Echter, indien,
zoals in dit geval, een belanghebbende gemotiveerd weerspreekt dat
dergelijke activiteiten en voorzieningen daadwerkelijk worden gefinancierd
met de opbrengst van de reclamebelasting, ligt het op de weg van de
heffingsambtenaar zulks aannemelijk te maken. Hetgeen de heffingsambtenaar
in dit kader heeft bijgebracht, is onvoldoende om tot dit oordeel te komen.
(R.A.V. Boxem)
De griffier, De voorzitter,
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 0 8 APR 2014
(A. Klein)
4.4 Nu een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het geografische
beperken van de
heffing van reclamebelasting in de gemeente Almelo niet aannemelijk is
geworden, kunnen de onderhavige aanslagen niet in stand blijven. De overige
grieven van belanghebbende behoeven geen verdere behandeling.
slotsom
Gelet op het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
5.Kosten
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van
het bezwaar en het (hoger) beroep heeft moeten maken overeenkomstig het
Besluit proceskosten bestuursrecht vast op 1 (bezwaarschrift) maal € 243
vermeerderd met 4 ((hoger) beroepschrift en verschijnen ter zitting bij
Rechtbank en Hof) maal 487 maal 1 (gewicht van de zaak), ofwel 2.191.
6.Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart de tegen de uitspraken van de heffingsambtenaar ingestelde
beroepen gegrond; - vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de aanslagen reclamebelasting 2011 en 2012;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot
een bedrag van 2.191;
- gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde
griffierecht vergoedt, to weten € 42 in verband met het beroep bij de
Rechtbank en € 118 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. J.P.M.
Kooijmans en mr. J. van de Merwe, in tegenwoordigheid van mr. A. Klein als
griffier.
De beslissing is op 8 april 2014 in het openbaar uitgesproken.
Voor kopie conform
De griffier van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de
verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende
vermelden:
a.de naam en het adres van de indiener;
b.de dagtekening;
c.een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d.de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na
het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota
griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de
wederpartij to veroordelen in de proceskosten.
PROCES-VERBAAL
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem
nummers: 13/00583 en 13/00584
proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van 21 januari 2014 van de
tweede meervoudige belastingkamer
Aanwezig:
mr. R.A.V. Boxem, voorzitter mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer mr. J. van de
Merwe, raadsheer mr. A. Klein, griffier
Namens C.J.M. van Limbeek (hierna: belanghebbende) is verschenen haar
gemachtigde J.E. Eshuis. Namens de heffingsambtenaar is verschenen zijn
gemachtigde mr. D. Prook.
Alle in dit proces-verbaal opgenomen verklaringen zijn zakelijk weergegeven.
Alvorens de gemachtigde van belanghebbende in eerste termijn het woord te
geven, schetst de voorzitter het geschil en de procesgang tot dusverre.
De gemachtigde van belanghebbende verklaart in de eerste termijn dat de
standpunten van belanghebbende in de stukken duidelijk naar voren zijn
gekomen en dat hij hieraan niet veel heeft toe te voegen. Op het
aanslagbiljet staat niet duidelijk vermeld waarover reclamebelasting wordt
geheven. Daarnaast verklaart de gemachtigde van belanghebbende dat de
reclamebelasting uitsluitend in het leven is geroepen om de
ondernemersvereniging van geld te voorzien. De gemachtigde van
belanghebbende verklaart dat de besteding van de reclamebelasting is bestemd
voor het financieren van activiteiten en voorzieningen met betrekking tot de
promotie en verbetering van de binnenstad. De ondernemersvereniging bepaalt
op welke wijze de subsidie wordt besteed en welke activiteiten hiermee
worden gefinancierd. De ondernemersvereniging doet in werkelijkheid helemaal
niets met deze opbrengsten. Belanghebbende betaalt reclamebelasting, maar
ziet niets terug in de vorm van activiteiten of voorzieningen. Daarnaast
stelt de gemachtigde van belanghebbende dat belanghebbende reclamebelasting
moet betalen en daarmee automatisch lid is van de ondernemersvereniging en
stemrecht heeft. Ondernemers in het centrum die niet zijn aangeslagen voor
de reclamebelasting kunnen tegen een gereduceerd tarief ook lid worden, maar
verkrijgen hiermee geen stemrecht. De gemachtigde van belanghebbende stelt
dat het beangstigend is dat ondernemers lid worden zonder dat zij hierom
hebben gevraagd. Voorts stelt de gemachtigde van belanghebbende dat er
sprake is van detournement de pouvoir. De opbrengsten van de
reclamebelasting worden doorgesluisd naar de ondernemersvereniging die geen
verantwoording of hoeft te leggen. Er zijn geen stukken of cijfers bekend.
Hiermee wordt een andere invulling aan de wet gegeven dan de bedoeling is.
De voorzitter vraagt, alvorens verder te gaan met de eerste termijn van de
gemachtigde van de heffingsambtenaar, aan de gemachtigde van belanghebbende
of het in onderhavige zaken uitsluitend over de reclamebelasting gaat. In
het dossier staat namelijk ook de precariobelasting vermeld.
De gemachtigde van belanghebbende verklaart dat dit correct is. Het gaat in
onderhavige zaken over de aanslagen reclamebelasting. De gemachtigde van
belanghebbende stelt dat het niet duidelijk is wat onder de reclamebelasting
valt en wat onder de precariobelasting valt.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart in eerste termijn dat hij
eveneens niet veel heeft toe te voegen aan de door hem ingediende stukken.
De reclamebelasting wordt onder andere geheven ter zake van de
sfeerverlichting in de stad. De gemachtigde van de heffingsambtenaar stelt
dat van een automatisch lidmaatschap van de ondernemersvereniging geen
sprake is. Belanghebbende is belastingplichtig in de reclamebelasting en dat
maakt een lidmaatschap kosteloos.
De gemachtigde van belanghebbende zoekt dit na in de stukken.
De voorzitter concludeert dat een van de argumenten is dat er geen
activiteiten in de binnenstad worden georganiseerd en dat in de straat
waarin café "Brandpunt" is gevestigd geen sfeerverlichting hangt.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat hij niet kan
bevestigen of ontkennen of er in de Kerkstraat sfeerverlichting hangt. Het
kaartje is getekend als afbakening van het centrumgebied van Almelo, het
economische bedrijfsmatige gebied.
Desgevraagd verklaart de gemachtigde van de heffingsambtenaar dat de
opbrengsten van de reclamebelasting inderdaad in de vorm van een subsidie
aan de ondernemersvereniging wordt verstrekt ten behoeve van het financieren
van activiteiten en voorzieningen voor de promotie van het centrum van
Almelo. Daarmee is ook de heffing in het centrumgebied gerechtvaardigd. De
gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat de gemeenteraad voor ogen
had dat ondernemers binnen het centrumgebied meer profijt genieten van de
ondernemersvereniging.
Desgevraagd verklaart de gemachtigde van de heffingsambtenaar dat hij de
gemeente heeft gevraagd om meer inzicht te geven in de wijze waarop
belanghebbende meer profijt geniet van de ondernemersvereniging, maar dat
hij dit niet heeft ontvangen. De gemachtigde van de heffingsambtenaar
verklaart dat hij het moet doen op basis van de onderliggende stukken. De
ondernemersvereniging zal de opbrengsten minus de perceptiekosten besteden
aan het centrumgebied.
De voorzitter concludeert dat de gemachtigde van belanghebbende stelt dat er
geen evenementen worden georganiseerd.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verwijst naar een uitspraak van het
hof 's-Hertogenbosch van 23 maart 2012, nr. 11/00478, ECLI:NL:GHSHE:2012:BW2256.
In deze uitspraak is geoordeeld dat voor alle ondernemers in het afgebakende
gebied de opbrengst van de reclamebelasting in zijn algemeenheid tot profijt
kan strekken. In het midden kan blijven hoe groot dit profijt is en hoe
groot het profijt is of zal zijn in het specifieke situatie van
belanghebbende. De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart nogmaals
dat hij het antwoord op de vraag of er sfeerverlichting in de Kerkstraat
hangt verschuldigd moet blijven.
De voorzitter concludeert dat belanghebbende klaagt over de inhoud van de
aanslag reclamebelasting. Het bord aan de gevel steekt iets uit en hangt
boven de gemeentegrond. Dit is een vrijstelling voor de precariobelasting.
De gemachtigde van belanghebbende stelt dat op het terrasmeubilair ook
reclame-uitingen zichtbaar zijn. De voorzitter vraagt aan de gemachtigde van
de heffingsambtenaar wat onder de reclamebelasting valt en wat onder de
precariobelasting valt.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat het terrasmeubilair
onder de 13-weken vrijstelling valt en dat daarom daarover geen
reclamebelasting wordt geheven, maar precariobelasting. De afscheiding van
het terras valt wel onder de reclamebelasting.
Desgevraagd verklaart de gemachtigde van de heffingsambtenaar dat het
terrasmeubilair, waar de naam van het café ook op staat, niet meer dan 13
aaneengesloten weken zichtbaar is. Als de reclame-uiting meer dan 13
aaneengesloten weken zichtbaar is valt het onder de reclamebelasting. De
gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat het terrasmeubilair na
winkelsluitingstijd en 's winters niet zichtbaar is en daarom niet onder de
reclamebelasting valt.
De voorzitter concludeert dat het terrasmeubilair in beginsel onder de
reclamebelasting valt, maar omdat het daar is vrijgesteld valt het onder de
precariobelasting.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar bevestigt dit en verwijst naar
artikel 4, letter m, van de Verordening op de heffing en invordering van
Precariobelasting 2012. Er wordt geen belasting geheven van voorwerpen of
werken waarvoor krachtens een andere gemeentelijke heffingsverordening reeds
belastingen zijn verschuldigd.
De voorzitter concludeert dat het alles of niets is in de gemeente Almelo,
maar dat het in onderhavige zaken niet over de precariobelasting gaat. De
aanslag reclamebelasting is voor belanghebbende onduidelijk. Niet is
inzichtelijk wat wordt vrijgesteld en waarom. De voorzitter concludeert dat
de belastingplichtige weinig aanknopingspunten heeft.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat aan een aanslagbiljet
weinig eisen worden gesteld.
Het Hof concludeert dat de uitleg over de vrijstelling verbazingwekkend is.
Op het moment dat het terrasmeubilair 14 weken buiten staat valt het onder
de reclamebelasting, maar omdat het terras minder dan 13 weken buiten staat
valt het onder de vrijstelling in de reclamebelasting en wordt er
precariobelasting geheven. En wat als belanghebbende het logo op het pand
een keer in de 12 weken losschroeft?
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat hij zich de verwarring
kan voorstellen als je je niet in dergelijke zaken verdiept.
De voorzitter houdt de gemachtigde van de heffingsambtenaar voor dat als je
je er wel in verdiept het ook lastig is. De reclamebelasting zag op het bord
aan de gevel. Het terras valt onder de precariobelasting. Nu blijkt dat het
terras is vrijgesteld van de reclamebelasting en daarom onder de
precariobelasting valt.
De voorzitter stelt vast dat het Hof geen vragen meer heeft en geeft
partijen de gelegenheid het woord to voeren in tweede termijn.
De gemachtigde van belanghebbende verklaart in tweede termijn dat op de
website www.centrumalmeloaktief.nl staat dat sprake is van een automatisch
lidmaatschap. Ook vraagt de gemachtigde van belanghebbende zich of of het zo
kan zijn er dat er belasting kan worden geheven die doorgesluisd wordt naar
een vereniging. Voor het overige verwijst de gemachtigde van belanghebbende
naar hetgeen al gezegd en geschreven is.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart in tweede termijn dat een
website nooit een lidmaatschap met zich mee kan brengen. Het vereist toch
wel een actieve daad om lid to worden. De gemachtigde van de
heffingsambtenaar verklaart dat het dusdanig geformuleerd kan zijn dat het
zo opgevat kan worden, maar bij een vereniging word je nooit automatisch
lid.
De voorzitter concludeert dat dit wordt geregeld in het civiele recht en dat
het dan de vraag is of het lidmaatschap rechtsgeldig is.
De voorzitter sluit het onderzoek ter zitting en deelt mede dat het Hof
binnen zes weken schriftelijk uitspraak zal doen.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De grittier,
(A. Klein)
Afschriften zijn per post verzonden op:
De voorzitter,
(R.A.V. Boxem)
8 APR 2014
Voor kopie conform
De griffier van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
JEEJAR®