11 november 2007 Onduidelijkheid over bevoegdheden
toezichthouders
op 10 november 2007 stond er in het dagblad TC Tubantia een verhaal over
toezichthouders en buitengewone opsporingsambtenaren. In dit verhaal worden
de diverse bevoegdheden volledig door elkaar gehaald. Het is blijkbaar niet
alleen voor de burger al zeer moeilijk om te kunnen bepalen waar hij tegen
aan loopt maar ook journalisten blijken de weg kwijt te zijn.
Voor de duidelijkheid.
Een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) kan van de minister van justitie
de bevoegdheid hebben gekregen om proces-verbaal op te maken. De boa staat
in al hetgeen hij doet onder de verantwoordelijkheid van justitie. Ook al is
de boa in dienst bij een gemeente dan nog staat hij in de uitoefening van
zijn taak onder de verantwoordelijkheid van justitie. Klachten over het
handelen van de persoon als boa moeten door de gemeenten worden doorgezonden
naar de korpsbeheerder van de politie. Een boa is in het bezit van een door
het ministerie van justitie verleend legitimatiebewijs. Dit
legitimatiebewijs moet hij op verzoek tonen. De opbrengst van de door de boa
uitgeschreven processen-verbaal of zogenaamde mini pv's (fout parkeren,
kleine verkeersovertredingen) gaan naar de staat en dus niet naar de
gemeenten.
Een toezichthouder is iemand die op zijn kleding (sinds kort) een bewijs
moet dragen dat hij toezichthouder is. Een toezichthouder is, indien hij bij
de gemeente werkt, in het bezit van een door de gemeente afgegeven
legitimatiebewijs (model daarvan is vastgesteld door de minister van
justitie). Hij moet dit bewijs op verzoek tonen. Een toezichthouder mag geen
proces-verbaal schrijven. Een toezichthouder mag ook geen beveiligingstaken
verrichten. Beveiligingstaken mogen alleen worden verricht door die
instellingen die daarvoor door de minister van justitie zijn aangewezen op
grond van de Wet op particuliere beveiligingsorganisaties en recherche
bureaus. Een toezichthouder mag dus alleen maar toezicht houden en heeft
niet meer bevoegdheden dan die iedere burger heeft.
Gemeenten moeten duidelijk zijn in wie welke bevoegdheden heeft. Een boa die
in een uniform rondloopt als zijnde toezichthouder inclusief het merkteken
toezichthouder is dus fout bezig. Dit is al helemaal het geval indien deze
persoon een proces-verbaal of mini pv uitschrijft.
Indien het de burger niet duidelijk is met wie hij te maken heeft dan doet
hij er goed aan in bezwaar te gaan bij de officier van justitie tegen de
opgelegde strafbeschikking en vervolgens ook nog een klacht in te dienen
tegen deze onduidelijkheid.
De burger heeft recht op duidelijkheid. Het niet duidelijk zijn is in strijd
met de rechtszekerheid.
31 oktober 2007 Bestuurlijke boete wordt opgenomen in
de Awb.
Het lijkt er op dat de bestuurlijke regeringskogel door de kerk is. In het
wijziging traject van de zogenaamde vierde tranche van de Algemene wet
bestuursrecht zal in deze wet de bestuurlijke boete worden geďntroduceerd.
Met de aanpassing van de Awb zullen ook diverse andere wetten worden
aangepast waardoor het toepassen van de bestuurlijke boete mogelijk wordt.
In hoeverre de gemeentelijke verordeningen, zoals de Algemeen Plaatselijke
Verordening, daarin een rol gaat spelen is nog niet duidelijk. De Vereniging
van Nederlandse Gemeenten zal zich daarover nog moeten uitspreken.
De minister van justitie heeft laten weten te bezien of de zogenaamde Mulder
feiten (mini pv's) niet volledig onder het strafrechtelijk regime moeten
worden geplaatst, dus ook de snelheids- en andere verkeersovertredingen.
Het parlement is nu aan zet om zich uit te spreken over deze wetswijziging.
Al met al zal de in werking treding daarvan nog wel enige tijd met zich
meebrengen.
Op dit moment is het onduidelijk voor welk systeem er zal worden gekozen. Ook de inhoud is onduidelijk. De wetgevers gaat er op dit moment nog van uit dat zowel de OM-beschikking als de bestuurlijke boete alleen kan worden opgelegd door Boa's. Dit betekent dat stadwachten die geen Boa zijn geen bevoegdheden krijgen.
16 februari 2007 Twee wettelijke voorschriften over
invoering Bestuurlijke Boete.
De regering heeft aangekondigd om de Algemene Wet Bestuursrecht aan te
passen waardoor het mogelijk wordt voor gemeenten om de/een bestuurlijke
boete toe te passen. Daarnaast ligt er een voorstel (met beduidend minder
voorschriften) voor de aanpassing van de Gemeentewet om de bestuurlijke
boete voor gemeenten mogelijk te maken.
De vraag is wat is waar en welke wettelijke aanpassing haalt de eindstreep.
Deze twee wettelijke voorschriften zorgen alleen maar voor onduidelijkheid.
Invoering van de bestuurlijke boete. De bestuurlijke boete succes of falen.
19 december 2006 Bestuurlijk boete voorziet niet
in legitimatie verplichting.
Een toezichthouder kan een burger niet afdwingen om zijn identiteitsbewijs
te tonen. Hiermee komt de bestuurlijke boete op losse schroeven te staan.
Hierbij wordt er verwezen naar de mogelijkheid dat Buitengewone
Opsporingsambtenaren van de gemeente de zogenaamde BOA's wel dat recht
hebben. Hiermee wordt een toezichthouder eigenlijk gekoppeld aan de
verplichting om tevens BOA te zijn. Hiermee schiet het wetsvoorstel duidelijk
zijn doel voorbij. Gemeentelijke BOA's kunnen, indien aan hen die
bevoegdheid is gegeven, ook voor kleine zaken proces-verbaal opmaken. Dit is
juist niet de bedoeling van de wetgever geweest. Indien hier geen wettelijke
oplossing voor wordt geboden dan hebben de gemeenten weinig of geen
baat bij de invoering van deze regelgeving.
BOA's moeten iedere 5 jaar opnieuw examen doen om hun bevoegdheid te
behouden. Er zijn echter maar zeer weinig BOA's die een zogenaamd
schrijfverbaal maken. In de regel schrijven BOA's een vastgesteld geel
proces-verbaal uit. Er is sprake van een soort automatisme. Met de
toezichthouders zal dat niet veel anders zijn. Echter zij kunnen de burger
niet verplichten om hun juiste naam te geven of hun identiteitsbewijs te
overleggen. Dit betekent dat er sprake is van een soort toezichthouder
zonder tanden.
De bestuurlijke boete
Algemeen wettelijk kader is de
Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)
Bestuurlijke boete (Afdeling 5.4.1 van de Awb)
Het boete systeem kent:
(categorie I) de lage boete tot maximaal €340,-- en
(categorie II) de hoge boete, meer dan €340,--.
Bij boeten van categorie II zijn veel meer zekerheden ingebouwd voor de
burger om zich te kunnen verweren en heeft moet het bestuursorgaan aan meer
verplichtingen voldoen.
De belangrijkste bepalingen
Hier is de tekst niet letterlijke overgenomen en ook niet alles opgenomen maar, zover mogelijk,
gekoppeld aan andere artikelen of mogelijke consequenties bij de uitvoering
van de wet.
Artikel 5.4.1.2
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding
niet aan de overtreder kan worden verweten.
Toelichting
Hier is er sprake van de zogenaamde schulduitsluitingsgronden. De burger kan
zich beroepen op dit artikel als hem de overtreding niet verweten kan
worden. Bijvoorbeeld hij heeft wel de overtreding gemaakt maar daardoor iets
ernstiger voorkomen of hij heeft onder dwang de overtreding begaan.
Artikel 5.4.1.4
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op indien
aan de overtreder wegens de zelfde gedraging reeds eerder een bestuurlijke
boete is opgelegd, dan wel een kennisgeving als bedoel in artikel 5.4.2.3,
tweede lid, is bekend gemaakt.
Toelichting
Dus bij herhaling van de zelfde overtreding niet opnieuw een bestuurlijke
boete en ook geen boete indien, na een eerdere boete en na de zienswijze
fase, het bestuursorgaan van oordeel is dat geen boete zal worden opgelegd
of dat de overtreding aan het ministerie van justitie zal worden overgelegd.
Artikel 5.4.1.6
1. Indien artikel 5.4.2.6 van toepassing is, vervalt de
bevoegdheid tot het opleggen van een
bestuurlijke boete vijf jaren nadat de overtreding heeft
plaatsgevonden
2. In de overige gevallen vervalt de bevoegdheid tot het
opleggen van een bestuurlijke
boete twee jaren nadat de overtreding heeft
plaatsgevonden
Toelichting
Overtredingen van categorie II zijn na 5 jaren niet meer vervolgbaar,
overtredingen van categorie I zijn na 2 jaar niet meer vervolgbaar.
Artikel 5.4.1.7
1. In een wettelijk voorschrift kan de hoogte van de
bestuurlijke boete worden opgenomen
2. Indien de hoogte van de boete niet is vastgelegd moet
het bestuursorgaan bij het opleggen
daarvan rekening houden met:
a. de mate van
verwijtbaarheid;
b. de omstandigheden
waaronder de overtreding is gepleegd.
3. Indien de hoogte van de boete wel is vastgelegd moet
het bestuursorgaan een lagere boete
opleggen indien de overtreder aannemelijk
kan maken dat de vastgestelde boete wegens }
bijzondere omstandigheden te hoog is.
Toelichting
Dit artikel geeft een drietal mogelijkheden voor de burger om gronden aan te
voeren tot het
krijgen van een lagere boete dan die is opgelegd. Het bestuursorgaan kan
twee van die gronden blokkeren door in een wettelijk voorschrift (bijv.
verordening) de hoogte van de boete vast te stellen. Dan blijft er
voor de burger alleen het gestelde onder 3. over. Er kunnen vele bijzondere
omstandigheden worden aangevoerd. Voor de overheid ligt hier een taak om
duidelijkheid te verschaffen. Wordt dit nagelaten dan heeft de burger een
vrije mogelijkheid om gronden aan te voeren.
De procedure (afdeling 5.4.2)
Artikel 5.4.2.1
1. het bestuursorgaan en de voor de overtreding bevoegde
toezichthouder kunnen van de
overtreding een rapport opmaken.
3. Een afschrift van het rapport wordt uiterlijk bij de
bekendmaking van de beschikking tot
oplegging van de bestuurlijke boete aan de
overtreder toegezonden of uitgereikt.
4. Een door een politie ambtenaar opgemaakt proces-verbaal
treedt in de plaats van een
rapport.
Toelichting
In lid 1 van dit artikel zit het zogenaamde sepot begrip. Dit betekent dat,
met name de toezichthouder, die een overtreding ziet geen rapport moet
opmaken. Ook een bestuursorgaan hoeft geen rapport op te maken. Het
bestuursorgaan en de toezichthouder hebben derhalve een behoorlijke
hoeveelheid aan ruimte om wel of geen rapport op te maken. Tevens bestaat op
grond van dit artikel de mogelijkheid om een soort bon uit te schrijven in
de vorm van een parkeerbon bij een eenvoudige overtreding. Bij het uitreiken
van de opgelegde boete moet dan tevens vermeld staan dat er binnen 6 weken
een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen de opgelegde en direct
uitgereikte boete.
Ook hier kan door middel van een
wettelijk voorschrift weer van worden afgeweken. Ook hier moeten wettelijke
voorschriften en beleid voor duidelijkheid zorgen om rechtsongelijkheid te
voorkomen. Voor categorie II overtreding wordt
deze vrijheid doorbroken dor het gestelde in artikel 5.4.2.6 lid 2 waarin
staat dat bij deze categorie boeten een rapport of proces-verbaal moet
worden opgemaakt.
Artikel 5.4.2.2
1. Het bestuursorgaan stelt de overtreder desgevraagd in
de gelegenheid de gegevens die de
grondslag vormen voor het opleggen van de
boete, of het voornemen tot het opleggen van de
boete, ter inzage bij de overtreder die
daar dan tevens afschriften van mag maken.
2. Indien de verdediging van de overtreder dit
redelijkerwijs vergt moet het bestuursorgaan
er voor zorgen dat de gegevens worden
medegedeeld in een voor hem begrijpelijk taal.
Toelichting
Diegene niet een boete krijgt of die medegedeeld heeft gekregen dat aan hem
een boete zal worden opgelegd mag de gegevens (wettelijke bepalingen,
beleidnota's) inzien die te maken hebben met de betreffende boete. Er mag
tevens afschriften van die gegevens worden vervaardigd.
Het tweede lid is een stelplicht aan het bestuursorgaan om de overtreder
duidelijk te maken waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt en waarom er een
boete is of zal worden opgelegd zodat de overtreder zich beter kan
verdedigen en een beter gebruik kan maken van het gestelde in de artikelen
5.4.1.2, 5.4.1.7 lid 2. dan wel lid 3.
Artikel 5.4.2.3
1. Indien de overtreder in de gelegenheid wordt gesteld
over het voornemen tot het
opleggen van een bestuurlijke boete zijn zienswijzen
naar voren te brengen,
a. wordt het
rapport reeds bij de uitnodiging daartoe aan de overtreder toegezonden of
uitgereikt;
b. zorgt het
bestuursorgaan voor een tolk indien de redelijkheid dit vergt.
2. Het bestuursorgaan, dient na het inbrengen van de
zienswijzen, de overtreder schriftelijk in
kennis te stellen dat er of geen
bestuurlijke boete wordt opgelegd of dat de overtreding
alsnog naar het openbaar ministerie is
doorgestuurd.
Toelichting
Lid 1 van dit artikel geeft het bestuursorgaan de vrijheid bij categorie I
overtredingen om wel of geen gelegenheid te geven tot het inbrengen van
zienswijzen. Ook hier doet het bestuursorgaan er verstandig aan dit op te
nemen in een wettelijk voorschrift of nader vast te stellen beleid zodat
hierover geen rechtsonzekerheid bestaat. Bij categorie II overtredingen moet
altijd zienswijzen worden gevraagd, dit wordt verplicht gesteld in artikel
5.4.2.6 lid 3.
Sub a geeft evenals artikel 5.4.2.2 aan dat de overtreder de beschikking
moet krijgen over alle voor hem ter zake relevante gegevens voor zijn
verdediging en sub b geeft hierbij aan dat het bestuursorgaan voor een tolk
moet zorgen als de verdediging van de overtreder dit redelijkerwijs vergt.
Artikel 5.4.2.4
Als een rapport is opgemaakt moet het bestuursorgaan binnen dertien weken
beslissen, te rekenen vanaf de dag na dagtekening van het rapport. Deze
termijn wordt maximaal opgeschort met 13 weken, met ingang van de dag waarop
de gedraging aan het openbaar ministerie is voorgelegd.
Toelichting
In dit artikel staan de beslistermijnen nadat er een rapport is opgemaakt.
Het bestuursorgaan krijgt maximaal 13 weken de tijd. Verstrijkt deze termijn
zonder dat er een boete is opgelegd dan mag de boete ook niet meer worden
opgelegd. Er is sprake van een verlenging van deze termijn en wel als het
bestuursorgaan het rapport naar het openbaar ministerie heeft gezonden. Het
openbaar ministerie kan aan het bestuurorgaan mededelen dat zij niet tot
strafrechtelijke vervolging zal overgaan. Het openbaar ministerie kan ook
niets doen en de in artikel 5.4.1.5 lid 3 onder sub b genoemde termijn laten
passeren. Dit betekent dat de maximale termijn tussen het opmaken van een
rapport en het daadwerkelijk opleggen van een boete 26 weken is. Daarna
vervalt het recht om een boete op te leggen.
Artikel 5.4.2.6
Bij een bestuurlijke boete van de categorie II
moet van de overtreding steeds een rapport of proces-verbaal worden
opgemaakt en moet de overtreder steeds in de gelegenheid worden gesteld om
zijn zienswijze naar voren te brengen.
Bij een categorie II boete mag diegene die het
rapport of proces-verbaal opmaakt niet diegene zijn die de boete oplegt.
Toelichting
Bij de categorie II boete heeft het bestuursorgaan meer verplichtingen ten
opzichte van de overtreder. Zo is het in dit artikel verplicht gesteld dat
er een rapport of proces-verbaal wordt opgemaakt en vooral van belang is dat
de overtreder in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn zienswijze naar
voren te brengen. Ingevolge het gestelde in artikel 5.4.2.3 moet bij
de uitnodiging om de zienswijze in te brengen reeds het opgemaakte rapport
worden toegezonden zodat de overtreder zich op een behoorlijke wijze kan
verdedigen tegen het gestelde in het rapport of proces-verbaal.