JEE

        DURA  LEX

       JURIDISCH ADMINISTRATIEF RECHT

Artikel 6.1 Strafbepaling

          

                                                                                                                                            Volgende artikel
                                                                                                                                            Vorige artikel

 

 

Overtreding van een bij of krachtens deze verordening gegeven voorschrift, of een voorschrift verbonden aan een vergunning of ontheffing wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toelichting

Volgens artikel 154 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad op overtreding van zijn verordeningen hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede geldboete categorie stellen, alsmede openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Op 1 mei 1984 trad de Wet indeling geldboetecategorieën in werking, bij welke wet de in het Wetboek van Strafrecht en in een aantal andere wetten vervatte delicten werden ingedeeld in geldboetecategorieën.

Bij deze wet werd ook artikel 195 van de gemeentewet (thans: 154 Gemeentewet) aangepast aan het stelsel van geldboetecategorieën. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht is sinds 1 mei 1983 voorzien in de volgende zes geldboetecategorieën, aan de hand waarvan een geldboete voor strafbare feiten kan worden opgelegd.

In het stelsel van geldboetecategorieën geeft de wetgever in formele zin steeds aan in welke geldboetecategorie een strafbaar feit is ingedeeld, waarbij echter in artikel 154 van de Gemeentewet aan de gemeentelijke wetgever de keuze mogelijkheid wordt gelaten om op overtreding van verordeningen geldboete te stellen van de tweede of de eerste categorie. De eerste categorie zal in aanmerking kunnen komen voor lichte overtredingen. Door te kiezen voor de eerste categorie kan de gemeentelijke wetgever aangeven dat hij overtreding van een door hem vastgestelde norm minder ernstig acht. Overigens mag de gemeentelijke wetgever binnen deze categorieën niet differentiëren; hij mag slechts kiezen voor hetzij de tweede hetzij de eerste geldboetecategorie.

Het nieuwe stelsel van geldboetecategorieën heeft niets afgedaan aan de traditionele vrijheid van de rechter om binnen de door de wet gestelde grenzen de soort en de maat van de straf in een concreet geval te bepalen. Tot de grens van de door de gemeentelijke wetgever gekozen geldboetecategorie zal de strafrechter dus steeds de straf in het concrete geval moeten bepalen. Om de rechter de maximale speelruimte te geven om aan overtredingen een gepaste sanctie te verbinden is ervoor gekozen om in alle situaties de tweede categorie van toepassing te verklaren. Artikel 24 van het Wetboek van Strafrecht legt de rechter de plicht op rekening te houden met de draagkracht van de verdachte.

Strafbaarheid rechtspersonen

Op grond van artikel 91 jo. artikel 51 WvSr. vallen ook rechtspersonen onder de werking van gemeentelijke strafbepalingen. Bij veroordeling van een rechtspersoon kan de rechter een geldboete opleggen tot ten hoogste het bedrag van de naasthogere categorie ‘indien de voor het feit bepaalde boetecategorie geen passende bestraffing toelaat’ (artikel 23, zevende en achtste lid WvSr). Dit betekent dat voor overtredingen van de APV door een rechtspersoon de rechter de mogelijkheid heeft een boete van de derde categorie op te leggen (€ 4.500,--).

Hechtenis?

Het zal zelden voorkomen dat voor overtreding van een APV bepaling hechtenis wordt opgelegd, zeker nu er naar gestreefd wordt de korte vrijheidsstraf nog meer terug te dringen ‘ten gunste’ van de geldboete.

Vóór de invoering van het stelsel van geldboetecategorieën was het niettemin noodzakelijk de mogelijkheid van hechtenis in een gemeentelijke strafbepaling op te nemen, en wel in verband met het oude artikel 24 van het Wetboek van Strafrecht. Indien de raad op overtreding van zijn verordeningen behalve geldboete ook hechtenis had gesteld, bood de in artikel 24 vervatte regeling de rechter de mogelijkheid een hogere boete op te leggen.

Voorts had de rechter bij toepassing van artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht de mogelijkheid om naast voorwaardelijke hechtenis een geldboete op te leggen. Wanneer er geen hechtenis op overtreding was gesteld, vervielen de mogelijkheden tot verhoging van de geldboete.

Thans biedt artikel 154 van de Gemeentewet zelf voldoende mogelijkheden een passende sanctie op te leggen. Toch is in artikel 6.1 de mogelijkheid van hechtenis gehandhaafd, omdat niet bij voorbaat moet worden uitgesloten dat in bepaalde (uitzonderings)gevallen de rechter toch behoefte heeft aan de mogelijkheid tot oplegging van een vrijheidsstraf.

Strafbaarstelling niet-naleving nadere regels en voorschriften.

Door ook overtreding van het krachtens de verordening bepaalde met straf te bedreigen, wordt ook het niet naleven van door B&W krachtens delegatie door de raad gestelde nadere regels bestempeld tot strafbaar feit. De strafbaarstelling van overtreding van de door B&W gestelde nadere regels moet immers steunen op de raadsverordening. Ook het niet nakomen van de aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften, wordt door het gebruik van de term ‘krachtens’ een strafbaar feit.