JEE
JURIDISCH ADMINISTRATIEF RECHT
1.
Het college is bevoegd:
a. plaatsen aan te wijzen
waar het ter bescherming van het natuur-, landschaps-
of dorps-/stadsschoon verboden is daarbij aangeduide
bloemen of planten te
plukken of bij zich te hebben;
b. bosgebieden of gedeelten
daarvan aan te wijzen waar het om redenen van
milieubeheer verboden is hout te sprokkelen of
gesprokkeld hout bij zich te hebben.
2. Het is verboden op een,
door het college, krachtens het eerste lid, aangewezen plaats:
a. de daarbij aangeduide bloemen of planten te plukken, bij zich te
hebben dan wel
b. hout te sprokkelen of
gesprokkeld hout bij zich te hebben.
3. Het in dit artikel
bepaalde geldt niet:
a. ten aanzien van door of
met toestemming van de rechthebbende ter plaatse
verkregen dan wel van elders afkomstige bloemen
of planten of hout;
b. indien de in dit artikel
bedoelde handelingen worden verricht in het kader van
normale onderhoudswerkzaamheden;
c. voorzover de Natuurbeschermingswet van toepassing is.
4. Het in het tweede lid,
aanhef en onder b, bepaalde geldt voorts niet:
a. ten aanzien van hout dat afkomstig is van houtopstanden
waarop het in de
Bodemverordening gestelde verbod niet van
toepassing is;
b. ten aanzien van hout dat
moet worden verwijderd krachtens een verordening van
het Bosschap.
5. Het college kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.
6. Onder sprokkelen van
hout wordt in dit artikel verstaan: het verzamelen en verwijderen van
staand of losliggend, vermolmd dan wel uitdrogend dood hout.
Toelichting
In dit artikel wordt aan
burgmeester en wethouders de bevoegdheid gegeven plaatsen aan te wijzen waar het
plukken en bij zich hebben van bepaalde bloemen en planten is verboden. Het
verbod geldt slechts voor de door het college aangewezen bloemen en planten (in
de door hen aangewezen gedeelten van de gemeente). Bij vervoer van bedoelde
planten of bloemen in zulk een gebied kan met een aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid worden aangenomen, dat deze uit dat gebied afkomstig zijn.
Verder wordt in dit artikel aan het college de bevoegdheid verleend (gedeelten
van) bos- en natuurgebieden aan te wijzen, waar het sprokkelen van hout niet is
toegestaan. Het sprokkelen van hout is de laatste jaren sterk toegenomen, vooral
na de opkomst van open haarden en de terugkeer van kachels. Een economische
achtergrond heeft het verschijnsel ook, namelijk die van de omhooggevlogen
houtprijzen.
Dood en verterend hout is een onmisbare milieucomponent in een biologisch gezond
bos. Het is van belang voor de optimale ontwikkeling van de bodem, flora, fauna
en vegetatiestructuur. De individuele sprokkelaar van hout doet echter afbreuk
aan de ontwikkeling van het bos.
Sprokkelaars zoeken het liefst hout in loofbossen (naaldhout brandt minder
goed). Meestal zijn dit de bossen met de grootste natuurwaarde en het best
bewaarde inheemse karakter
De werking van een sprokkelverbod moet uiteraard niet worden overschat. Juist
waar het de bescherming van natuur en milieu betreft, gaat het vaak om moeilijk
waarneembare overtredingen. De reguliere politie komt nauwelijks toe aan
regelmatig, laat staan intensief toezicht op het bos.
De nadruk zal daarom toch behoren te liggen op voorlichting over het belang van
dood hout voor het bos.
In artikel 314 van het Wetboek van Strafrecht wordt het wegnemen van aan een
ander toebehorend onbewerkt en niet vervoerd kap- en sprokkelhout ‘met het
oogmerk om zich die voorwerpen wederrechtelijk toe te eigenen’ als stroperij
strafbaar gesteld. Bewijs van overtreding hiervan is echter moeilijk te leveren.
Bovendien heeft deze strafbepaling een ander motief dan de in artikel 4.6.2
opgenomen bepaling.