JEE
JURIDISCH ADMINISTRATIEF RECHT
1. Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
2. Een vergunning als
bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van de openbare
orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast.
Toelichting
Het Vuurwerkbesluit geeft in artikel 2.3.2 lid 2, een wettelijke termijn van drie dagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk ten behoeve van de jaarwisseling. Als verkoopdagen zijn landelijk aangewezen 29, 30 en 31 december, met dien verstande dat als een van deze dagen een zondag is het verbod eveneens op die zondag geldt, in welk geval het verbod om vuurwerk ter beschikking te stellen dan niet geldt op 28 december.
Verkoopvergunning
consumentenvuurwerk
Op basis van artikel 2.6.2 van de APV kan het college aan een bedrijf of
nevenbedrijf jaarlijks een vergunning verlenen voor het verkopen van
consumentenvuurwerk tijdens de door het Vuurwerkbesluit aangewezen verkoopdagen.
Deze zogenaamde verkoopvergunning kan worden geweigerd in het belang van de
handhaving van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken
van overlast. Aan de verkoopvergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
De verkoopvergunning wordt door veel gemeenten gebruikt om een spreidingsbeleid
van verkooppunten te voeren en om het aantal verkooppunten te reguleren. Artikel
2.6.2 is gebaseerd op artikel 149 Gemeentewet.
Het verdient de aanbeveling om
voor de verkoop van consumentenvuurwerk beleidsregels vast te stellen. In belang
van de handhaving van de openbare orde en het voorkomen en beperken van overlast
kunnen, afhankelijk van de lokale situatie, bijvoorbeeld de volgende
beleidsuitgangspunten worden opgenomen:
- het vaststellen van
een maximum aantal verkooppunten in de gemeente, bijvoorbeeld gerelateerd
aan inwoneraantal
of spreiding van kernen;
- het vaststellen van
een maximaal aantal verkooppunten in het centrum (gebied);
- de onderlinge
afstand tussen verkooppunten;
- het uitsluiten van
verkooppunten die gelegen zijn in de nabijheid van bijvoorbeeld ziekenhuizen,
bejaardentehuizen,
dierenasiels, tankstations, (afsluitbare) winkelcentra enz.
In de beleidsregels zou kunnen worden vastgesteld dat bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag rekening worden gehouden met eerdere resultaten van controles door politie, brandweer, afdeling milieu van de desbetreffende gemeente of milieudienst.
Koopzondag
In de Nota van toelichting bij het Vuurwerkbesluit wordt bij de toelichting op
artikel 2.3.2 de koopzondag uitdrukkelijk uitgesloten als verkoopdag.
Consumentenvuurwerk mag niet op zondag worden verkocht. Het verbod geldt ook in
die gevallen waarin de binnen de wettelijke termijn vallende zondag door de
gemeente is aangewezen als zondag waarop winkels open mogen zijn.
Onder het regiem van het oude Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen werden de verkoopdagen aangewezen in artikel 8. Dit artikel bood ruimte voor verschillende interpretaties, indien er sprake was van een koopzondag die viel binnen de wettelijke termijn. De VNG heeft artikel 8 als volgt geïnterpreteerd en dit ook geadviseerd aan gemeenten. Blijkens de tekst van artikel 8 alsmede de toelichting hierop was het de bedoeling van de wetgever geweest om de verkoop van consumentenvuurwerk te beperken tot drie dagen, die landelijk hetzelfde zijn, ter voorkoming van intergemeentelijke verschillen. Regionaal en zelfs lokaal, indien er sprake was van deelgemeenten, was het resultaat echter een totaal van vier verkoopdagen, hetgeen juist strijdig was met de bedoeling van de wetgever. Verkoop van consumentenvuurwerk op zondag, ook op een aangewezen koopzondag, was naar de mening van de VNG niet toegestaan. Zie ook de uitspraak van de Rb. Amsterdam van 29-12-2001, AWB 98/3145 VEROR 19, JG 01.0010 m.nt. van M. Geertsema. In deze uitspraak werd helder uiteengezet dat de Winkeltijdenwet onder meer beoogde eerlijke concurrentieverhoudingen in de detailhandel te bevorderen door het creëren van gelijke uitgangsposities. Het (oude) Vuurwerkbesluit daarentegen beoogde het aantal ongevallen met vuurwerk waarbij particuliere gebruikers zijn betrokken en de ernst van de letsels, terug te dringen. Er was dus sprake van twee verschillende regulerende motieven, waarbij de rechter oordeelde dat het oude Vuurwerkbesluit vóórging op de Winkeltijdenwet.
Met de inwerkingtreding van het nieuwe Vuurwerkbesluit, waarin de koopzondag uitdrukkelijk wordt uitgesloten als verkoopdag, behoort deze problematiek tot het verleden.
Mobiele verkooppunten
In artikel 2.3.4 van het Vuurwerkbesluit is bepaald dat het verboden is om
consumentenvuurwerk bedrijfsmatig aan een particulier ter beschikking te stellen
op een andere plaats dan een verkoopruimte die voldoet aan de in bijlage 1
gestelde voorschriften en de door het bevoegd gezag gestelde nadere eisen.
Aangenomen mag worden dat een mobiel verkooppunt niet kan voldoen aan deze
technische en bouwkundige eisen. Verkoop vanuit een mobiel verkooppunt is in dat
geval strijdig met het Vuurwerkbesluit. Mitsdien is het verlenen van een
verkoopvergunning voor een mobiel verkooppunt, ook strijdig met het
Vuurwerkbesluit.
Opslag van consumentenvuurwerk
Voor de opslag van consumentenvuurwerk worden algemene regels gesteld in het
Vuurwerkbesluit. De verkooppunten zijn inrichtingen in de zin van de Wet
milieubeheer en worden als zodanig aangewezen in het Inrichtingen- en
vergunningsbesluit milieubeheer (IVB). Het volgende onderscheid kan worden
gemaakt.
1. Opslag consumentenvuurwerk tot 1000 kg.
Het college van de gemeente is het bevoegde gezag voor inrichtingen waarin ten hoogste 1000 kg consumentenvuurwerk wordt opgeslagen of herverpakt (Bijlage I, IVB, categorie 3.1). Voor deze inrichtingen geldt een meldingsplicht (artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit). Degene die de inrichting drijft moet voldoen aan de voorschriften uit bijlage 1, onder A, B en C en aan de veiligheidsafstanden opgenomen in bijlage 3 (zie artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit). Met de inwerkingtreding van het Vuurwerkbesluit is het Besluit opslag vuurwerk milieubeheer ingetrokken. In dit besluit waren eerder regels opgenomen voor de inrichtingen met een opslag van maximaal 1000 kg consumentenvuurwerk. Ook dit besluit kende een meldingsplicht. Het college is eveneens verantwoordelijk voor het toezicht op deze inrichtingen.
2. Opslag consumentenvuurwerk vanaf 1000 tot 10.000 kg
Het college van de gemeente is eveneens het bevoegde gezag voor inrichtingen voor consumentenvuurwerk waarin meer dan 1000 en maximaal 10.000 kg wordt opgeslagen of herverpakt, bijlage I, IVB, categorie 3.1). Degene die een inrichting drijft met een opslag van meer dan 1000 kg moet voldoen aan de voorschriften uit blijage 1, onder A, B en D en aan de veiligheidsafstanden opgenomen in bijlage 3 (artikel 2.2.2 Vuurwerkbesluit). Voor de opslag van meer dan 1000 kg geldt geen meldingsplicht, maar een vergunningsplicht krachtens de Wet milieubeheer. Het college is tevens verantwoordelijk voor het toezicht op deze inrichtingen.
3. Opslag consumentenvuurwerk vanaf 10.000 kg
Het college van Gedeputeerde Staten is het bevoegde gezag voor inrichtingen waarin meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk wordt opgeslagen of consumentenvuurwerk wordt bewerkt (bijlage I, IVB, categorie 3.1 en 3.5a). Degene die een inrichting drijft met een opslag van meer dan 1000 kg moet voldoen aan de voorschriften uit bijlage 1, onder A, B en D en aan de veiligheidsafstanden opgenomen in bijlage 3(artikel 2.2.2 Vuurwerkbesluit).
Ook voor deze inrichtingen geldt een vergunningsplicht krachtens de Wet milieubeheer. Deze bevoegdheid lag eerst bij het college van de gemeente, maar door de inwerkingtreding van het (nieuwe) Vuurwerkbesluit en wijziging van het IVB, is deze bevoegdheid overgegaan naar de provincies. Het college van Gedeputeerde Staten is tevens verantwoordelijk voor het toezicht op deze inrichtingen.
Als een verkooppunt voor consumentenvuurwerk voldoet aan de voorschriften van het vuurwerkbesluit en, indien van toepassing, aan de voorschriften van de Wet milieubeheervergunning, mag geen verkoop plaatsvinden, indien het college de verkoopvergunning weigert in het belang van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast. Opslag van consumentenvuurwerk mag wel plaatsvinden.