JEE
JURIDISCH ADMINISTRATIEF RECHT
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Toelichting
De beantwoording van de vraag
of een vergunning of ontheffing overgaat op een rechtsopvolger, hangt af van het
persoonlijk of zakelijk karakter van die vergunning of ontheffing.
Persoonlijk wordt de vergunning genoemd, indien de mogelijkheid van verkrijging
uitsluitend of in hoge mate afhangt van de persoon van de vergunningaanvrager
(diens persoonlijke kwaliteiten, zoals het bezit van een diploma of een bewijs
van onbesproken levensgedrag). De persoonlijke vergunning is in beginsel niet
overdraagbaar, tenzij de regeling krachtens welke de vergunning is verleend
hiertoe de mogelijkheid biedt.
Zakelijk daarentegen is de vergunning die afhangt van en gebonden is aan het
object waarop zij betrekking heeft en waarbij de persoonlijke kwaliteiten van de
aanvrager geen rol spelen. Anders gezegd: de zakelijke vergunning is niet
gebonden aan de persoon, maar aan de hoedanigheid van eigenaar of anderszins
zakelijk gerechtigde. Het kan ook een andere hoedanigheid zijn, bijvoorbeeld die
van gebruiker of ondernemer. De zakelijke vergunning gaat in beginsel over
krachtens rechtsopvolging onder algemene of bijzondere titel op de opvolger in
diens hoedanigheid van eigenaar, zakelijk gerechtigde, ondernemer enz.
Persoonlijke werking zal eerder aanwezig moeten worden geacht bij de ontheffing
dan bij de vergunning. Indien in een regeling de ontheffingsfiguur gebruikt is,
geeft dit aan dat het de bedoeling van de wetgever is geweest slechts voor
bijzondere gevallen de mogelijkheid te creëren een uitzondering te maken op de
algemene regel.
Zou een ontheffing bij rechtsopvolging zonder meer “mee overgaan” op de
rechtsopvolger, dan zou daarmee aan de ontheffingsmogelijkheid het karakter van
uitzonderingsbepaling ontnomen worden.
Een voorbeeld van een persoonsgebonden vergunning is de vergunning als bedoeld
in artikel 3 van de Drank- en Horecawet. Dit hangt samen met de omstandigheid
dat ingevolge deze wet voor het verkrijgen van een vergunning de nodige
diploma’s moeten zijn gehaald.
Als een persoonlijke vergunning kunnen ook de standplaatsvergunning en de
ventvergunning worden beschouwd. Dit hangt samen zowel met het - persoonlijke -
karakter van de ambulante handel als met de omstandigheid dat het aantal
aanvragen om vergunning het aantal te verlenen vergunningen veelal verre
overtreft, wat het bestuur noodzaakt een restrictief beleid te voeren. Het zou
onredelijk zijn als een standplaats- of ventvergunning zonder meer kan worden
overgedragen aan een andere terwijl een groot aantal aanvragers op de wachtlijst
staat.
Een zuiver voorbeeld van een zakelijke vergunning is de vergunning op grond van
de Wet milieubeheer. Deze vergunning is van de persoon van de aanvrager of
vergunninghouder onafhankelijk.
Indien in de verordening of in de vergunning is bepaald dat deze vergunning
persoonsgebonden is, terwijl deze vergunning toch vooral verband houdt met de
aard van het object waarop zij betrekking heeft, zal deze vergunning weliswaar
niet automatisch overgaan op de rechtsopvolger doch aan hem in vele gevallen ook
niet licht geweigerd kunnen worden.
Zo is aan de exploitatievergunning voor horecabedrijven als bedoeld in artikel
2.3.1.2 een persoonlijk karakter toegekend. Bij het besluit tot weigeren van een
dergelijke vergunning i.v.m. aantasting van het woon- en leefklimaat zal niet
zonder meer voorbij gegaan kunnen worden aan het feit dat voorheen wel
vergunning aan een ander was verleend.
Een “gemengd” karakter heeft de ontheffing sluitingsuur. De voorschriften met
betrekking tot de sluitingstijden van horecabedrijven moeten in de eerste plaats
gezien worden als bepalingen die ten doel hebben geluidhinder en andere
overlast, die ontstaan door het ‘s avonds en ’s nachts drijven van een
“inrichting”, te voorkomen of te beperken. In zoverre kan men zeggen dat een
ontheffing sluitingsuur een zakelijk karakter draagt. Aan de andere kant dient
bedacht te worden dat de persoon van de exploitant bij de beslissing inzake de
ontheffingsverlening niet geheel onbelangrijk is en dat de ontheffingsfiguur
gebruikt is.
In de APV is in artikel 1.5 in principe gekozen voor de persoonsgebondenheid van
de vergunning of ontheffing. Hiervan wordt afgeweken door toevoeging van de
zinsnede “tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Indien de vergunning of ontheffing zowel voor de aanvrager als voor zijn
rechtverkrijgende geldt, verdient het aanbeveling het voorschrift op te nemen
dat de houder ervan in geval van rechtsovergang verplicht is hiervan binnen twee
weken schriftelijk mededeling te doen aan het bevoegde orgaan, met vermelding
van de naam en het adres van de nieuwe houder van de vergunning of ontheffing.
Aldus blijft het bevoegde orgaan op de hoogte van de feitelijke houder van de
vergunning of ontheffing.